Receptenboek

Dit deed ik al kind al: Mijn dromen typen, op de schrijfmachine van mijn grootvader. Daar tekeningen bij maken en de blaadjes aan elkaar nieten. Vooraan schreef ik de titel, mooi in afwrijflettertjes. Ik noemde het boek en dat deed grote mensen lachen.

Maar ik wist beter.

Nu doe ik net hetzelfde, maar dan anders. Ik bundel tekstjes, maak er tekeningen bij, giet het in een pdf en zet het op een blog.

Share and Enjoy

  • Facebook
  • Twitter
  • Delicious
  • LinkedIn
  • StumbleUpon
  • Add to favorites
  • Email
  • RSS

Een zolder met een paardenmolen

Vorige week werkte ik een hele namiddag in Haw Par Villa. Ik maak er geen geheim van dat ik die plaats zou willen bezitten. Daar zat ik dan, onder een ruim afdak aan een roze tafel. Het regende en ik zat droog, én het uitzicht was wonderbaarlijk. Voor me stonden gipsen beelden van tijgers en jachtluipaarden met ogen van glas. Er was geen mens te zien, het hele park was van mij en de woorden rolden uit mijn vingers. Is dit het ideale atelier? vroeg ik me af.

Maar met het stoppen van de regen, druppelden de eerste bezoekers naar binnen en ik wist dat ik dat in mijn atelier niet zou verdragen. Mijn ideale atelier zou wel degelijk van mij moeten zijn. Bezoekers zouden alleen welkom zijn als ik voor hen de deur had geopend. Mijn atelier zou ook binnen moeten zijn, net groot genoeg om een paardenmolen in te herbergen. Met paarden die op en neer gaan en keiveel lichtjes. En overal zouden slingers met gekleurde lampjes hangen, in geel, groen, blauw en rood. Maar een bureau zou ik ook niet kunnen missen. Met daarrond een paravent, om niet te veel afgeleid te worden door de paardenmolen en de lampjes. En jachtluipaarden! En tijgers! Van gips, geverfd in zwart en oranje, met ogen van groen glas. Midden in het atelier zou een toren moeten staan met een internetverbinding. Zodat ik die toren moet beklimmen om op het internet te kunnen, kwestie van mijn concentratie niet te vaak te verliezen. En genoeg verf bij een schildersezel in de vorm van een echte ezel. En een drukpers! En een oude typemachine.

Die toren, bedenk ik plots, dat zou niet kunnen op mijn zolderkamer. Maar al de rest? Wel ja… misschien. Wie weet?

Share and Enjoy

  • Facebook
  • Twitter
  • Delicious
  • LinkedIn
  • StumbleUpon
  • Add to favorites
  • Email
  • RSS

Bonkende boosheid

Met een buik vol boosheid kwam ik naar hier. Het was geen grote boosheid, het waren er vele kleintjes.
Ik had me weer blij willen schrijven. Ik liep over straat, had te warm en bestelde koffie die me uiteraard niet afkoelde.

De tafel was geel van vrolijkheid en de stoelen liefhebbend rood, het had me kunnen opbeuren maar dat deed het niet. Rond me stonden of zaten mensen te hard te praten. Er kwam niet veel op mijn blad.

De boosheid in mijn buik bleef bonken. Ik liep naar huis en vroeg me af waarom iedereen zo leek te slenteren. Daarom nam ik een andere weg – die omgeleid bleek door werken. Ik vloekte. Niet voor het laatst.

Share and Enjoy

  • Facebook
  • Twitter
  • Delicious
  • LinkedIn
  • StumbleUpon
  • Add to favorites
  • Email
  • RSS

Door een wc-rolletje kijken naar augustus

Dan slaap ik weer in het donker. Ik lig op mijn rug, steek mijn hand naar boven, open mijn ogen en zie niks. De rolluiken zijn zo dicht als ze maar zijn kunnen, dan. Er zijn weer rolluiken.
Het gevoel ben ik al bijna vergeten, maar het brood dat we dan eten heeft een korst. Het brengt de geur van bakkerij tot bij ons thuis en is knapperig én zacht. Het woord “spons” komt dan niet eens bij me op.
De kruimels kunnen we weer stofzuigen, dan. Want dan hebben we een stofzuiger, en een fiets en een afwasmachine. Boodschappen worden dan weer door Collivery gebracht of met de wagen gehaald. Dan moeten we niet elke dag naar de Fair Price lopen.
Mijn voeten zullen slippers missen, maar missen nu soms het klakken van hakjes.
Mijn vel zal weer witten, wat niemand zal zien onder de mooie kleuren van mooie kleren.
Mijn trein (mijn!) zal weer naar Antwerpen rijden, naar Brussel en naar Hasselt. Op mijn trein kan ik weer gesprekken afluisteren en eten en drinken zoveel ik wil.

Even vergeten wat we achterlaten en door een wc-rolletje kijken naar augustus.

Natuurlijk is het 33°C dat we achterlaten, hawker centres en omgeven worden door een zwembad. En duizenden levens achter honderden ramen, en aapjes in de straat. En gezichten! Met lachende wangen – maar die neem ik mee in een plek achter mijn ogen. En ’s avonds in de donkerte van rolluiken, dan draai ik mijn ogen om.

Share and Enjoy

  • Facebook
  • Twitter
  • Delicious
  • LinkedIn
  • StumbleUpon
  • Add to favorites
  • Email
  • RSS

Zon

‘Het enige dat ik hiermee wil is mooie dingen maken,’ zei ze.
Ik keek naar haar werk, een schilderij in aquarel. Wie zijn doel eenvoudig houdt zou wel eens zomaar kunnen slagen. Haar woorden, haar glimlach, haar werk – ze vormden een pijl die naar de goede richting wees. Ik voelde me het mensje dat naar de zon keek.

Net daarvoor had ik een poging gedaan om uit te leggen wat ik met mijn beeldend werk wou doen. Ik had het gehad over herkenbaarheid, over spanning, communicatie en harmonie. Te veel woorden voor dat beroerde Engels van me. Ik had me een mensje gevoeld, zo eentje dat graag babbelt.

Ik was alleen teruggegaan. De blok papier lag op mijn schoot, ik maakte het blad nat en mengde citroengeel met Pruisisch blauw. Het groen speelde met het water. Het papier slokte het water op en plots stond daar een boom. Ik schilderde er weer water bij waarin de boom zich spiegelde. Een landschapje – en ineens scheen de zon en alles werd mooier.

Share and Enjoy

  • Facebook
  • Twitter
  • Delicious
  • LinkedIn
  • StumbleUpon
  • Add to favorites
  • Email
  • RSS

Slaap

Ik lig in bed. Het is donker maar niet donker genoeg. De airco maakt meer kabaal dan een snurkende zeebonk. Mijn rug wil rusten en mijn voeten willen rennen. Ik zou kunnen opstaan, naar toilet gaan, water drinken en wat lezen. Maar dat deed ik al en het hielp niet. Aan iets leuks denken. Waar zou ik nu graag willen zijn? Een hangmat? Een wolk? In een konijnenpijp vol dons waar ik wel in pas? Ik draai me om, en nog eens.

Het brengt me naar mijn vroegere kot. Daar zou ik nog eens willen slapen. Mijn bed was een matras op een mezzanine, hoog en ver weg van de boze wereld. Bij gebrek aan koptelefoon legde ik de kleine cassetterecorder op mijn hoofdkussen en zette het volume zó dat ik de muziek net kon horen. Als ik, net als nu, niet kon slapen luisterde ik naar My Dying Bride. Het werkte altijd. Door de muziek of door het ruisen van de cassette?

Vannacht ben ik twintig, ik lig op de mezzanine. Als ik mijn voet omhoog steek raken mijn tenen het plafond. Maar ik steek mijn voeten niet omhoog, ze liggen zwaar op de matras. Ik hoor nog net de klik die het einde van de A-kant aangeeft. En ik slaap.

Share and Enjoy

  • Facebook
  • Twitter
  • Delicious
  • LinkedIn
  • StumbleUpon
  • Add to favorites
  • Email
  • RSS

Sokken uit Singapore

Nog niet zo lang geleden waren het zes maanden, nu zijn het nog zes weken. Soms denk ik daaraan.
Er zijn enkele spullen die ik nog zou willen kopen om mee te nemen naar België: kommetjes, borden en lepels van plastiek. Zoals die waarmee we eten in het hawker centre. Zo zijn er ook mensen die ik graag zou meenemen. Netjes opgevouwen: in tien en dan nog eens in tien. Of opgerold, als een paar sokken. Of anders gewoon een stukje, een pluk haar of een vingerafdruk.

Eén van die mensen is een uncle. Mensen die in een hawker centre werken zijn uncles of aunties. Hij ziet er niet uit als de nonkels die ik ken, eerder als een jongetje met rimpels.
Als hij ons ziet brengt hij een fles Tiger bier en twee cola’s. Bestellen hoeft niet, twijfelen dus ook niet, betalen wel. Hij heeft enkele tanden, het zijn blije tanden. En dat is beduidend beter dan een mond vol venijn. Bij het openen van de fles zegt hij elke keer “O!pen”, als een toverspreuk die de melancholie uit zijn ogen verjaagt en er de zon in laat schijnen. Daarna wrijft hij over het haar van de kinderen, omdat hij weet dat ze dat niet verdragen. Je zou denken dat de jongens dat vreselijk vinden, maar zo is het niet. Keer op keer maken ze een grommend geluid, om hem plezier te doen. Zodra hij zich omdraait zie ik de lach die daar achter zit.

Omdat hij geen Engels spreekt, kunnen we niet praten. Omdat ik geen Chinees spreek, kan ik niet om een vingerafdruk vragen, of om een plukje haar. Soms is het goed om alleen het woord O!pen te delen, het is de toverspreuk die melancholie wegjaagt en weer blij maakt. Dat woord neem ik mee. Opgerold als een paar sokken dat ik draag op koude dagen.

Share and Enjoy

  • Facebook
  • Twitter
  • Delicious
  • LinkedIn
  • StumbleUpon
  • Add to favorites
  • Email
  • RSS

Wortels

toen stemmen
rondom me
ontploften
ik ruiken en horen
niet langer kon zien
kroop ik met
mijn hoofd
in de stam
van een droom
die me met wortels
omarmde

Share and Enjoy

  • Facebook
  • Twitter
  • Delicious
  • LinkedIn
  • StumbleUpon
  • Add to favorites
  • Email
  • RSS